Jos Driessen nce
 
contact
     
 

DE DROOM VAN JAN WOLFF

fragment

regie Barbara Makkinga, camera Stef Tijdink, montage Jos Driessen, producent Selfmade Films

Documentair portret, 53 minuten, voor Het Uur van de Wolf (NPS).

Jan Wolff is directeur en initiator van het Muziekgebouw aan 't IJ. Worstelend met de gevolgen van nierkanker, waardoor hij zonder nieren door het leven moet, beleefd hij zijn 'finest hour', de succesvolle opening van z'n droom en levenswerk, het nu al wereldberoemde muziekgebouw aan 't IJ.

 

De droom van Jan Wolff (2005) NRC Handelsblad, donderdag 24 november 2005

rubriek: Het Beeld Hans Beerekamp ,

,Bevlogen'' is het adjectief dat veelal wordt geplakt op Jan Wolff, de voormalige hoornist van onder meer het Concertgebouworkest en de Volharding, en daarna inspirator van het Amsterdamse muziekleven, die jarenlang vocht om het Muziekgebouw aan 't IJ te realiseren. Grote tegenslagen, diverse soorten controverse, toen ook nog eens ernstige gezondheidsproblemen: het klinkt allemaal als een enorm cliché.

Dat geldt niet voor de documentaire De droom van Jan Wolff van Barbara Makkinga, die gisteren werd uitgezonden in de rubriek Het uur van de wolf (NPS). De film is origineel, subtiel, discreet en gemaakt vanuit onmiskenbare affiniteit met Wolff. Zelden zie je zo fraai het soort problemen geïllustreerd dat je in Nederland nu eenmaal tegenkomt bij pogingen iets met allure te ondernemen.

De talrijke dwergen die je pad kruisen, genieten in onze cultuur per definitie hoog aanzien. Sommigen zijn kwaadaardig, de meesten alleen maar dom; ze kunnen een dromer aardig in de wielen rijden. Voor hij het weet, geniet hij de reputatie megalomaan, arrogant of drammerig te zijn. Wolff, die een muziekkathedraal wilde laten bouwen met een volmaakte akoestiek, beschikt gelukkig over vriendelijkheid en geduld. In de documentaire dringt hij er in een vergadering vlak voor de opening met klem bij zijn medewerkers op aan om in gesprekken met de buitenwereld niet alleen te klagen over talrijke kleine bouwkundige gebreken, maar ook enthousiast te reppen van de bijzondere kwaliteiten van het gebouw.

Het pleidooi klinkt niet als Amerikaanse peptalk - positivisme omdat het zo hoort - maar als een hartenkreet, omdat kritiek op details kleinzieligheid verraadt. En dat wil Wolff juist vermijden. Een ander voorbeeld is een interview met een verslaggever van de regionale zender AT5, op of rond de openingsdag. De ambitieuze jongeman, rugzakje op, heeft zich voorgenomen deze autoriteit eens goed kritisch te ondervragen. Dus gaan de vragen alleen maar over een conflict hier en een ruzie daar. Wolff blijft beleefd, geeft antwoord, maar laat duidelijk blijken dat hij dit geen erg feestelijke of passende benadering vindt. Het mooiste moment is een andere vergadering, met balie- en beveiligingspersoneel. De directeur is woedend.

Reinbert de Leeuw, dirigent van de openingsavond, is bij het betreden van het gebouw staande gehouden, met de vraag wat hij komt doen. Toen hij daar geen antwoord op wilde geven, werd er aangedrongen: ,,Dat willen wij graag weten!''. Het is een herkenbaar incident, want als een bewaker niet mag vragen wie een bezoeker is, wat doet hij daar dan nog? Maar Wolff wil in zijn gebouw niet dat zijn gasten zo worden aangesproken. In het ergste geval, zo legt Wolff uit, komt er iemand binnen die er niet thuishoort. Dat vindt hij minder erg dan De Leeuw tegenhouden.

Je kunt dan uittekenen wat voor soort problemen Wolff de afgelopen jaren op het stadhuis, bij commissies, ministeries en andere dignitarissen is tegengekomen.

Net zo helder en transparant als de akoestiek in de zaal weet de min of meer debuterende Barbara Makkinga schoonheid, emoties, grandeur en sociale processen in een filmisch betoog te vatten: ze is nu al een documentairemaker om in de gaten te houden.